-
1 important person
belangrijk persoon -
2 big bug
Belangrijk persoon, invloedrijk persoon -
3 personage
-
4 notability
n. belangrijk persoon[ nootəbillətie] 〈meervoud: notabilities〉 -
5 pot
n. pan; aardewerk; kassa (bij pokerspel); grote hoeveelheid geld (i.d. spreektaal); hasjiesj (i.d. spreektaal)--------v. van korte afstand schieten; in een pot doen; planten in een potpot1[ pot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 pot 〈 voorwerp of inhoud〉 ⇒ kookpot; jampot, theepot 〈enz.〉; bloempot; (nacht)po; potvormig voorwerp (van aardewerk)8 〈 verkorting〉[pot shot]9 〈 verkorting〉[potbelly]♦voorbeelden:¶ keep the pot boiling • de kost verdienen, het zaakje draaiende houden〈 informeel〉 go (all) to pot • verkommeren, in de vernieling zijn————————pot2〈 potted〉1 schieten♦voorbeelden:pot at • (zonder mikken) schieten opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 somebody
n. (een zeker) iemand--------pron. iemandsomebody1[ sumbədie] 〈zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉♦voorbeelden:————————somebody21 iemand♦voorbeelden: -
7 bashaw
n. pasja, Turks officier, belangrijk persoon -
8 person of prominence
een belangrijk persoon -
9 biggie
n. grote baas; belangrijk, invloedrijk persoon1 grote ⇒ groot succes, knaller; belangrijk iemand -
10 deflate
v. leeglopen van-; inkrimpen van geldhoeveelheid; minder belangrijk maken[ die:fleet] 〈zelfstandig naamwoord: deflation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 hotshot
-
12 notable
adj. opmerkelijk, merkwaardig, opvallend--------n. notabelenotable1[ nootəbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 voornaam persoon ⇒ notabele, belangrijk/vooraanstaand persoon————————notable21 opmerkelijk ⇒ merkwaardig, opvallend -
13 considerable
adj. aanzienlijk; belangrijk[ kənsidrəbl] 〈 considerably〉♦voorbeelden:a considerable time • geruime tijdit's considerably warmer in here • het is hier binnen aanzienlijk/een stuk warmer -
14 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
15 responsible
adj. verantwoordelijke (persoon)[ risponsəbl] 〈 responsibly〉1 betrouwbaar ⇒ degelijk, solideII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia